Hoe feminisme de universiteit kan redden
Pleidooi voor een master genderstudies in België
De institutionalisering van genderstudies in België hinkt sterk achterop in vergelijking met andere Europese landen, zoveel is al langer bekend. Zeker wanneer we de vergelijking maken met Nederland, waar ondanks de universitaire besparingsdwang nog steeds bachelor-, master- en doctoraatsprogramma’s in genderstudies worden aangeboden, komt België met zijn studieaanbod dat slechts bestaat uit een aantal losse gendergerelateerde vakken, er bekaaid vanaf. [1] De voorbije dertig jaar konden de Belgische genderstudies alleen maar overleven dankzij de tomeloze (en vaak volledig vrijwillige) inzet van feministisch geïnspireerde individuen en organisaties.
In 2011 wierp LOVER al wat licht op de problematische Belgische situatie en op de manier waarop Sophia, het Belgisch netwerk voor genderstudies, aan de institutionalisering van feministische kennis werkte. [2] Sophia presenteerde rond die tijd haar haalbaarheidsstudie naar de oprichting van een interuniversitaire master genderstudies in België. Een initiatief dat aantoonde dat een master genderstudies niet alleen wettelijk, inhoudelijk en institutioneel haalbaar was, maar ook wenselijk werd – en nog steeds wordt – geacht door zowel het werkveld als door de studenten zelf. [3]
Deze resultaten leken op aanzienlijke bijval uit de academische en politieke wereld te kunnen rekenen en Sophia schatte de toekomst van een master genderstudies om deze redenen dan ook voorzichtig rooskleurig in.
Waar staan we nu op het vlak van de institutionalisering van genderstudies in België?
Bijna twee jaar na het verschijnen van deze haalbaarheidsstudie is het tijd voor een update. Hoe zit het met de langverwachte oprichting van een master genderstudies in België? Ten eerste is het belangrijk om te beseffen dat de organisatorische situatie in België behoorlijk complex is. Zo heeft de minister van Gelijke Kansen federale bevoegdheden, terwijl de ministers voor Hoger Onderwijs verantwoordelijk zijn voor respectievelijk de Waals-Brusselse federatie en de Vlaamse gemeenschap. Daarnaast zijn de Nederlandstalige en Franstalige onderzoekstradities in België anders georiënteerd: in Vlaanderen worden genderstudies bijvoorbeeld erg door de Angelsaksische traditie beïnvloed, terwijl Franstalige onderzoeksters en onderzoekers meer op continentale teksten gericht zijn. Het samenbrengen van deze onderzoekstradities kan erg verrijkend zijn, maar gebeurt helaas zelden – de bicommunautaire werking van Sophia vormt hierop een van de uitzonderingen.
Beide taalgemeenschappen hebben de voorbije jaren dan ook verschillende ontwikkelingen gekend. Zo beweegt er in de Waals-Brusselse federatie helaas nog niet veel. De bal ligt in het kamp van de rectoren, maar die blijven vooral de nadruk leggen op vrijwillige initiatieven. Iets wat met de toenemende academische werkdruk natuurlijk alsmaar moeilijker te verwezenlijken valt. In Vlaanderen daarentegen is de respons van de rectoren constructiever geweest. Verschillende individuele voortrekkers aan de Vlaamse universiteiten hebben in overleg met de VLIR [4] zelfs een officiële aanvraag voor een interuniversitaire master gender en diversiteit ingediend. Tot dit dossier of vergelijkbare dossiers groen licht krijgen, zullen genderstudies echter in de marge moeten blijven opereren.
De vele voordelen van een geïnstitutionaliseerd programma in genderstudies
Waarom de combinatie van weinig verankering binnen de universiteiten en veel actie in de marges nefast is voor de overdracht van genderstudies, is al vaker uit de doeken gedaan. Een meer structurele verankering zou kunnen zorgen voor een betere theoretische vorming van onderzoeksters en onderzoekers, en dat niet alleen binnen de eigen discipline, maar ook op interdisciplinair vlak. Deze institutionele verankering zou immers een steviger gefundeerde overdracht van feministische kennis in de hand werken kunnen werken. Een overdracht die overigens niet langer afhankelijk zou zijn van de vrijwillige inzet van individuele lesgevers, en dus ook minder makkelijk verloren zou gaan wanneer deze individuen zich uit de academische wereld terugtrekken.
Ook een toegenomen maatschappelijke zichtbaarheid van genderstudies en een grotere financiële zekerheid die de continuïteit en (internationale) uitwisseling van hoogstaand genderonderzoek waarborgen, behoren tot de mogelijke voordelen. [5] Dat genderstudies nood heeft aan meer institutionalisering is dus duidelijk, maar laten we deze redenering ook eens een keertje omdraaien: wat heeft de universiteit van vandaag eigenlijk te winnen bij een sterke aanwezigheid van genderstudies?
De universiteit kent momenteel immers een crisis zonder weerga. De vermarkting van de kennis die ze produceert werkt niet alleen ongelijkheid op vlak van onderzoek in de hand, maar ook de onderlinge ongelijkheid tussen mannelijke en vrouwelijke onderzoekers wordt hierdoor vergroot. [6] Universiteiten verkiezen vaak kennis die utilitaristisch is en goed in de markt ligt boven de kritische reflectie en maatschappelijke alternatieven van de humane wetenschappen. Voor onderzoeksters en onderzoekers vertaalt deze vermarkting zich in een moordend publicatietempo en alsmaar toenemende onderlinge concurrentie: wie niet mee wil gaan in het kortetermijnverhaal van non-stop publiceren in peer-reviewed tijdschriften en haar/zijn tijd ook in onderwijs of maatschappelijk engagement wil investeren, loopt een grote kans om buiten de rankings te vallen en een onbruikbare cv op te bouwen. De tijd waarin men een wetenschappelijke problematiek kon laten rusten en rijpen om deze vervolgens vanuit een ander perspectief te herbekijken, blijkt ver achter ons te liggen.
De eerste tekenen van verzet tegen deze tendensen beginnen echter duidelijk zichtbaar te worden: een beweging van slow science komt immers op gang, en deze roep om kwaliteit in plaats van kwantiteit komt niet alleen vanuit het academisch personeel, maar ook vanuit de studenten. [7]
Genderstudies en het academisch feminisme als partners in de strijd tegen de vermarkting
Net op dit vlak is er voor het academische feminisme en genderstudies een belangrijke rol weggelegd. Zij kunnen deze tendens versterken vanuit de universiteit. Genderstudies denken immers na over de samenleving in haar geheel, en trachten de kloven tussen de academische wereld en activisme, tussen theorie, actie en politiek te overbruggen. Feministische kennis wil dualistisch denken tegengaan en bindt de strijd aan met discriminaties en ongelijke machtsrelaties. Feministische onderzoeksters en onderzoekers staan dan ook in de voorhoede van de strijd voor een open universiteit die systematisch in dialoog treedt met de samenleving. Maar misschien nog wel belangrijker is het feit dat genderstudies fundamenteel kritisch zijn: ze maken namelijk deel uit van de zogenaamde critical theories, en kunnen putten uit een lange traditie van epistemologische kritiek. Genderstudies wijzen niet alleen op de blinde vlekken in onze kennisproductie, maar bieden ook actief alternatieve routes aan. Een master in genderstudies zal studenten niet alleen de nodige tools aanreiken om seksisme te doorgronden, maar geeft hen ook een stevig analysekader dat kan gebruikt worden om de geneoliberaliseerde universiteit en haar geprivilegieerde vormen van kennisproductie te doorgronden.
Dat een dergelijk subversief potentieel universiteiten nu niet meteen overtuigt om een master genderstudies aan te bieden, staat buiten kijf. Daarom wordt het naar de toekomst toe belangrijk voor organisaties als Sophia, die ijveren voor de institutionalisering van genderstudies, om een strategische aanpak te verkiezen. Op het eerste gezicht moeten we meegaan in het verhaal van academic excellence door te wijzen op het belang van gender mainstreaming, Europese richtlijnen en de concurrentie met buitenlandse universiteiten die wel programma’s in genderstudies aanbieden. Maar uiteindelijk zal het begrip excellence dat al zo vaak gebruikt is om een neoliberaal discours de universiteiten binnen te loodsen, door de sterke universitaire aanwezigheid van genderstudies net uitgehold worden.
Academisch feminisme en genderstudies kunnen academic excellence dus langzaam maar zeker van binnenuit reclaimen als een écht kwaliteitsmerk dat de universiteit stimuleert om op zoek te gaan naar duurzaam onderwijs, kritische reflectie en maatschappelijke veranderingskracht.
Naar een idee van Catherine Wallemacq. Vertaald en bewerkt door Anaïs Van Ertvelde.
Catherine is de Franstalige coördinatrice van Sophia (www.sophia.be). Zij studeerde geschiedenis en is een van de voortrekkers van Grabuges (www.grabuges.com), een Franstalig netwerk voor studenten, onderzoeksters en die rond gender, seksualiteit en/of feminisme werken.
Anaïs is de Nederlandstalige coördinatrice van Sophia (www.sophia.be). Ze heeft een master in geschiedenis en comparative women’s studies en is actief als redactrice bij Historica (www.vrouwengeschiedenis.dds.nl/nl/histor/historic.html), het Nederlands-Belgisch tijdschrift voor gendergeschiedenis.
__________________________________________________________________________________
[1] Athena, Tuning Educational Structures in Europe: Reference Points for the Design and Delivery of Degree Programmes in Gender Studies (Bilbao: Publicationes de la Universidad de Deusto 2010). Zie: http://www.atgender.eu/uploads/files/Gender%20Studies%20Tuning%20brochure%20Printed%20version%20FINAL.pdf.
[2] Evelien Geerts, ‘Veel activisme, weinig institutionalisering. België en (het gebrek aan) genderstudies.’ In: LOVER (2011). Zie: http://www.tijdschriftlover.nl/wetenschap/veel_activisme_weinig_institutionalisering
[3] Alle bevindingen van deze haalbaarheidsstudie kan je uitgebreid nalezen in: Sophia vzw, Haalbaarheidsstudie naar de oprichting van een interuniversitaire master genderstudies in België. Eindrapport. (Brussel 2011). Download het rapport via de volgende link (http://www.sophia.be/index.php/nl/pages/view/1194) of vraag een papieren versie aan via
[4] VLIR is de Vlaamse Interuniversitaire Raad, het autonome overlegorgaan van de Vlaamse universiteiten.
[5] Sophia vzw, 2011.
[6] België is een van de slechtste leerlingen van de Europese klas waar het gelijkheid van academisch personeel betreft. Zo’n 48% van de assistenten en predoctorale onderzoekers is vrouw, van de postdoctorale onderzoekers is 31% vrouw. Dat aandeel daalt van 25% bij de (hoofd)docenten tot amper 11% bij de hoogleraren. Bron: Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen, Vrouwen en mannen in België. Genderstatistieken en -indicatoren 2011. (Brussel 2011). Zie http://igvm-iefh.belgium.be/nl/publicaties/vrouwen_en_mannen_in_belgi_genderstatistieken_en_-indicatoren_editie_2011.jsp?referer=tcm:336-160844-64
[7] Een opvallend initiatief in deze trant is bijvoorbeeld de PopUpUniversity: www.popupuniversity.nl.
Foto's; COPYRIGHT 2013 ©Sophia