Hokjes, grenzen en paden

Voorbij hetero, lesbisch en biseksueel

Tamar Doorduin • 16 jun 2011

In de populaire cultuur worden vrouwen die niet exclusief voor vrouwen óf mannen kiezen als seksuele partner, neergezet als spannend, hip, apolitiek en, als puntje bij paaltje komt, ‘eigenlijk hetero’. Tegelijkertijd leeft in roze kringen het idee dat alleen een duidelijke lesbische identiteit een tegenwicht kan bieden aan de norm van heteroseksualiteit. Hoe gaan vrouwen die zich niet hetero maar ook niet eenduidig lesbisch of zelfs bi willen noemen, om met deze tegenstrijdige gedragsnormen?

In de film Kissing Jessica Stein (2001) probeert Jessica, gefrustreerd geraakt door haar heteroseksuele ervaringen, of een date met een vrouw iets voor haar is. Er rolt een kortstondige relatie uit met de eveneens zeer knappe Helen. Maar uiteindelijk komt Jessica erachter dat ze niet meer dan goede vriendinnen zijn, dat de seks niet bevredigend is en dat ze toch een man nodig heeft. Kortom, ondanks haar hippe flirt met de damesliefde is Jessica toch ‘gewoon’ hetero.

Seksuele- en liefdesrelaties tussen vrouwen worden vaak gerepresenteerd als een experimentele, hippe bezigheid voor knappe en éigenlijk heteroseksuele vrouwen. Pas als er weer een man aan te pas komt, is het ‘eind goed, al goed’. De Amerikaanse psycholoog Lisa Diamond analyseerde mainstream films waarin vrouwen zich buiten de gebaande paden van hetero- en homoseksualiteit begaven.1 Diamond laat zien dat in films de complexiteit van vrouwelijke seksualiteit die zich niet in categorieën laat vangen, wordt platgeslagen tot heteroseksualiteit met een hip queer sausje. In dit licht is het niet verbazend dat ‘bisgierige’ meiden geen geweldige reputatie lijken te genieten onder lesbische vrouwen en dat een vrouw die na een of meerdere vrouwenrelaties iets met een man aanknoopt, neerbuigend een hasbian wordt genoemd. Het lijkt wel of alleen ‘echte’ lesbische vrouwen een tegenwicht kunnen bieden aan de norm van heteroseksualiteit. Maar is dat wel zo?

SITUATIONEEL LESBISCH
Voor mijn afstudeerscriptie wilde ik erachter komen hoe vrouwen die zich niet hetero, maar ook niet lesbisch of biseksueel noemen,2 omgaan met de heteroseksuele norm. Welke mogelijkheden hebben zij om een identiteit te creëren buiten de labels homo-, hetero- en biseksualiteit, en zonder dat hun identiteit als ‘eigenlijk heteroseksueel’ wordt geïnterpreteerd? Uit de interviews die ik met elf van dit soort vrouwen hield, blijkt dat zij zelf vaak denken dat het slecht is voor de homo-emancipatie als je je niet als lesbisch benoemt, of als je na een aantal vrouwenrelaties met een man gaat. Tegelijkertijd laten hun verhalen zien dat er een waaier aan seksuele identiteiten bestaat die niet te vangen is met het denken in hetero en homo als twee tegenoverstelde identiteiten met daartussen een gematigde middenpositie.

Sommige vrouwen omschrijven zichzelf kort als ‘biseksueel/queer’, ‘ik val op vrouwen en op mannen’, ‘hetero, vooral hetero of biseksueel’, ‘open minded’ of  ‘gericht op mijn partner en op dit moment aseksueel’. Maar meestal hadden ze aan een korte omschrijving niet genoeg. Junia (38), bijvoorbeeld, is getrouwd met een man en heeft met hem een ‘emotionele’ en ‘intellectuele’ relatie. Fysieke relaties gaat ze echter alleen met vrouwen aan. Sheila (29) heeft een aantal relaties met mannen gehad, maar is nu met een vrouw. Hoewel ze zich soms ‘biseksueel’ of ‘open’ noemt, vindt ze labels niet belangrijk. Ze ergert zich eraan als mensen denken dat haar huidige relatie met een vrouw betekent dat ze eigenlijk altijd lesbisch is geweest, maar vindt het niet erg om zichzelf als ‘situationeel lesbisch’ te beschouwen. Isabel (41) noemt zichzelf ‘lesbisch’, ‘femme’ en ‘SM-er’. Haar lesbisch-zijn ziet ze als een politieke identiteit en niet zozeer als een weerslag van haar seksleven, aangezien ze ook SM-seks heeft met transmannen. SM ziet ze bovendien als een minstens zo belangrijk onderdeel van haar seksuele voorkeur als het geslacht van de mensen met wie ze relaties heeft.

Hoewel veel van de geïnterviewde vrouwen zich in de praktijk zowel tot vrouwen als tot mannen aangetrokken voelden, identificeerden geen van hen zich eenduidig als biseksueel. Het label werd veelal pragmatisch gebruikt om zichzelf gemakkelijk in een categorie te kunnen plaatsen, maar de vrouwen uitten veel kritiek op de inhoudelijke implicaties van het begrip. Biseksualiteit wordt vaak gezien als ofwel een gematigde positie tussen hetero- en homoseksualiteit in, ofwel een combinatie van hetero- en homoseksualiteit in één persoon. Door deze laatste invulling van het begrip wordt van biseksuele vrouwen verwacht dat ze zowel een hetero- als een lesbisch verlangen hebben, en dus tegelijkertijd met een man en een vrouw willen zijn. Het geslacht tot wie iemand zich aangetrokken voelt, blijft dan een voorwaarde om seksueel of relationeel vervuld te zijn, terwijl de geïnterviewde vrouwen het vaak niet op die manier ervoeren. Bovendien veronderstelt biseksualiteit een dualistische opvatting van geslacht, waar er geen ruimte is voor genderidentificaties buiten man en vrouw.

Uit de interviews bleek dat seksuele identiteit een veel complexer begrip is dat op allerlei zaken betrekking kan hebben. ‘Tot welk geslacht je je aangetrokken voelt’, zoals Marieke het verwoordt, was voor veel van de deelnemers onvoldoende gelaagd om de complexiteit van hun seksuele oriëntatie en identiteit te omvatten. Zo maakten zij onder andere onderscheid tussen verschillende vormen van liefhebben en tussen je seksueel aangetrokken voelen, seksueel contact hebben en een liefdesrelatie met iemand willen. Seksuele oriëntatie ging bovendien niet alleen om het geslacht van het ‘keuze-object’, niet alleen over ‘met wie’, maar ook over ‘hoe’, bijvoorbeeld in het geval van SM als seksuele praktijk. Hoe de vrouwen zich noemen, heeft vaak niet alleen te maken met hun liefdes- en seksleven, maar ook met identificatie met een bepaalde groep in emotioneel of politiek opzicht.

LOCATIE OF BEWEGING
De verschillende manieren waarop deze vrouwen zich verhouden tot de norm van heteroseksualiteit kwamen tot uiting in de metaforen die zij gebruikten om seksuele identiteit te beschrijven. Volgens Lakoff en Johnson is de manier waarop we een fenomeen metaforisch omschrijven namelijk niet toevallig.3 Metaforen zijn niet alleen een manier om ons taalgebruik ‘op te leuken’, maar maken ook duidelijk hoe we de werkelijkheid indelen in een conceptueel schema. Metaforen zijn dus niet alleen een weergave van hoe we denken, maar doen ook iets: ze maken bepaalde relaties tussen dingen, mensen en fenomenen mogelijk en sluiten andere uit.

Seksuele identiteit werd door veel deelnemers met ruimtelijke metaforen omschreven. De meest voorkomende was de metafoor die ik ‘landen en grenzen’ noem. Verschillende deelnemers spraken over ‘landen’ of ‘hokjes’ waar je ‘binnen’ en ‘buiten’ kunt staan, en over grenzen die ze wel of niet over konden steken: kortom, seksuele identiteit werd voorgesteld als een metaforische locatie waarin je verblijft. De landen-en-grenzenmetafoor figureerde in veel verhalen als een manier om duidelijk te maken dat seksuele identiteit wordt voorgesteld als twee elkaar wederzijds uitsluitende opties, namelijk hetero en lesbisch. Hun eigen positie verwoordden de geïnterviewden vaak metaforisch als het oversteken van grenzen. Zo zegt Tikoes (44): ‘Denk wat je wil, ik beweeg me overal tussendoor’. Enerzijds ondermijnen dit soort verbeeldingen van een identiteit die niet gebonden is aan één locatie, de dichotome benadering van seksuele identiteit, waarbij je slechts het een óf het ander kan zijn. Anderzijds houdt het verwoorden van je seksualiteit als een metaforische grensoverschrijding wel het beeld in stand dat er slechts twee hoofdlocaties zijn.

Enkele deelnemers gebruiken echter een radicaal andere metafoor, die geen dualiteit en locatie suggereert maar eerder pluraliteit en dynamiek. Dit is de metafoor van het pad of van ‘openheid’, mooi samengevat in de uitspraak: ‘Ik wil openstaan voor alles wat op mijn pad komt’ (Angelique). Iemand die wel ziet wat er op haar pad komt, geeft niet vooraf aan tot wie ze zich aangetrokken denkt te gaan voelen, maar neemt een open houding aan ten opzichte van wat er in de toekomst kan gebeuren. Je weet namelijk van tevoren nooit wie je tegenkomt en welke mogelijkheden zo’n onvoorziene ontmoeting zal brengen. Het grote verschil met de landen-en-grenzenmetafoor is dan ook het begrip van tijd: seksualiteit wordt gezien als vooraf onbepaalbaar. Seksualiteit wordt niet voorgesteld als een locatie, maar als veranderlijk en in beweging. Je bent niet langer lesbisch, bi of hetero. Als je al iets bent, ben je hooguit ‘open’ of  ‘open minded’, zoals verschillende geïnterviewden het verwoorden.

SOLDAAT
De landen-en-grenzen metafoor en de metafoor van het pad zijn twee wezenlijk verschillende manieren om seksualiteit te organiseren in een conceptueel schema. Vandaar ook dat strategieën om de norm van heteroseksualiteit te bevechten in beide metaforische benaderingen andere vormen aannemen. Binnen de metafoor van landen en grenzen heeft verblijf in het lesbische- dan wel heteroland een politieke dimensie. Sheila vertelt over de tijd dat ze in een lesbische kroeg werkte en een relatie had met een jongen. Ze corrigeerde klanten meestal niet als die ervan uitgingen dat ze lesbisch was. Ze zegt hierover: ‘Homoseksuelen zijn een minderheid en worden vaak niet begrepen, dus ik was altijd bereid om te laten zien dat ik deel van hen uitmaakte. (…) Het voelde alsof ik op mijn eigen bescheiden manier meehielp simpelweg door nog een extra soldaat te zijn, snap je.’ Waar Sheila het niet weerspreken van haar lesbisch-zijn als een daad van solidariteit ziet, is het goed mogelijk dat anderen het als liegen beschouwen of als het ontkennen van het privilege dat een heteroseksuele relatie met zich meebrengt. Interessanter aan dit citaat vind ik echter de implicatie dat de heteronorm alleen tegen kan worden gegaan door het aannemen van wat wordt beschouwd als het ‘tegenovergestelde’ van heteroseksualiteit, namelijk het lesbisch-zijn. Zeggen dat ze open was of biseksueel, zoals ze zichzelf voornamelijk ziet, was blijkbaar niet solidair genoeg. Om het lesbische land als een soldaat te kunnen verdedigen, moest Sheila haar gevoelens voor mannen verzwijgen. Die maakten haar immers ongeschikt, niet lesbisch genoeg, voor een ongecompliceerd burgerschap in lesboland.

Meerdere deelnemers identificeren zich bij tijd en wijle als lesbisch om tegenwicht te bieden aan de heteronorm. Zo presenteert Tikoes zich als lesbisch wanneer er al te snel van wordt uitgegaan dat ze heteroseksueel is, bijvoorbeeld als ze bij de kapper zit. Haar identiteit als biseksueel/queer vindt ze in deze omgeving ‘te ingewikkeld’ om uit te leggen. In de landen-en-grenzenmetafoor neemt biseksualiteit namelijk een middenpositie in tussen het lesbische en het heteroland, en ligt biseksualiteit te ‘dichtbij’ heteroseksualiteit. Denken volgens deze metafoor houdt dan in, dat je je alleen van heteronormativiteit kunt distantiëren door jezelf als ongecompliceerd lesbisch te presenteren.

Wanneer seksualiteit echter wordt opgevat als een pad, kunnen hetero- en homoseksualiteit niet langer als wederzijds uitsluitende locaties op worden gevat en verliest ook biseksualiteit haar betekenis van ‘middenpositie’.4 Deelnemers die seksualiteit benaderen volgens de metafoor van het pad richten hun kritische pijlen dan niet zozeer op de heteroseksuele norm, maar op de dwang om hun seksuele identiteit überhaupt vast te moeten leggen en te benoemen. Zo vindt Angelique het benoemen van haar seksualiteit problematisch, omdat het impliceert dat ze vooraf kan weten tot wie ze zich aangetrokken zal voelen: ‘Als je jezelf eenmaal een label hebt gegeven, is het moeilijk voor jezelf en voor je omgeving om daar dan nog van af te wijken’. Ze geeft het voorbeeld van een vrouw die zich lesbisch noemde, maar toch een relatie kreeg met een man. ‘Dan krijg je automatisch reacties van “dat kan toch niet”.’ Een andere deelnemer, Sanne, is vooral kritisch over de manier waarop de praktijk van coming-out de gedachte in stand houdt dat heteroseksualiteit normaal is en al het andere afwijkend. ‘Als je uit de kast komt, dan zeg je: hier ben ik, met mijn afwijking.’

DRIEDIMENSIONAAL
Het dominante vertoog over seksuele identiteit valt eerder onder de landen-en-grenzen metafoor dan onder de metafoor van het pad. En ook de sociale ruimte is ingericht volgens dit principe: grofweg heerst in de publieke ruimte de heteroseksuele norm en moet je naar speciaal ingerichte homo- of lesbische ruimtes als je aan deze norm wilt ontsnappen. Dit levert een lastige situatie op voor de vrouwen die hun seksualiteit eerder als een pad ervaren. Angelique geeft aan dat haar gebrek aan identificatie met ‘lesbisch’ het haar moeilijk maakt om ‘gelijkgestemden’ te vinden: vrouwen die ook op vrouwen vallen. Identiteit kan beknellend zijn, maar heeft ook als voordeel dat gemarginaliseerden elkaar gemakkelijker vinden.

Het is dan ook niet gek dat veel niet-heterovrouwen zich als lesbisch naar buiten toe presenteren om zo volgens de landen-en-grenzen metafoor de norm van heteroseksualiteit te bevechten. De interviews maken echter duidelijk dat er grenzen liggen rondom de lesbische identiteit en dat deze grenzen vrouwen buitensluiten die ook niet helemaal welkom zijn in heteroland. De verhalen van de geïnterviewde vrouwen ondermijnen onze ideeën over het veraf dan wel nabij liggen van verschillende identiteiten en laten zien dat seksualiteit misschien wel geen locatie is, maar eerder een groot driedimensionaal netwerk van verschillende elkaar doorkruisende paden.

Tamar Doorduin studeerde vorig jaar af bij de research master Gender & Ethnicity in Utrecht. Dit artikel is gebaseerd op de uitkomsten van haar scriptie, welke te downloaden is uit het archief van Aletta.

Foto: Sara Ross photography

Noten:

1 Lisa Diamond, ‘“I’m Straight, but I Kissed a Girl”: The Trouble with American Media Representations of Female-Female Sexuality.’ In: Feminism & Psychology, 15 (2005) 1, p. 104-110.
2 De voorwaarde voor deelname aan het onderzoek was dat iemand zich niet moest thuisvoelen in de categorieën voor seksuele identificatie die zij tot haar beschikking had. In de praktijk kwam dit erop neer dat de respondenten zich niet (eenduidig) lesbisch, hetero of biseksueel noemde.
3 George Lakoff & Mark Johnson, Metaphors We Live By, Chicago | London: The University of Chicago Press, 1980.
4 Clare Hemmings bekritiseert in haar boek Bisexual Spaces de voorstelling van biseksualiteit als een middenpositie (‘the middle ground’). Clare Hemmings, Bisexual Spaces: A Geography of Sexuality and Gender, New York | London: Routledge, 2002.